Reeds in de Homerische periode was het oude Griekenland een uitgesproken patriarchale maatschappij. In de 8e eeuw v.Chr. zou de zich ontwikkelende polis zich baseren op een dubbele uitsluiting: de « club van burgers » sloot de buitenlanders (metoiken) en slaven uit; de « club van mannen » sloot de vrouwen uit.[1] Aristoteles definieert burgerschap als de mogelijkheid om deel te nemen aan de politieke macht.[2] De vrouw stond ver af van dit ideaal: in tegenstelling tot metoiken en slaven, kon ze nooit burger worden. Men moet wachten tot de hellenistische periode om grote vrouwelijke politieke figuren te zien opstaan in de Griekse wereld, met koninginnen zoals Berenice II, Arsinoë II of Cleopatra VII.