Vuursteen of keisteen, ook silex of flint, is een gesteente dat vaak in klompen in kalksteen wordt aangetroffen en meestal bruin of grijs van kleur is.
Dergelijke klompen worden in de geologie concreties genoemd. De in het tijdperk van het Laat-Krijt afgezette vuursteenconcreties zijn zeer vormrijk en variëren van langwerpige platen tot gewei- en botvormige stenen. Vuursteen bestaat uit cryptokristallijn siliciumdioxide (kwarts) en veel (chemisch gebonden) kristalwater. Het is een erg hard (7 op de Hardheidsschaal van Mohs), klastisch gesteente dat voornamelijk aangetroffen wordt in opgevulde graafgangen van kreeftachtigen.[1] Bij een harde slag op een stuk vuursteen ontstaat er vaak een schelpvormig breukvlak met scherpe kanten. Dit ontstaat door een spanningsgolf in het gesteente door de inslag.
Het gesteente wordt vuursteen genoemd, omdat een slag met een stuk vuursteen op een stuk ijzer of pyriet kan resulteren in vonken, waarmee, met de nodige ervaring, een droog, brandbaar materiaal (zoals een plukje los katoen of gedroogd mos, of tondelzwam) aangestoken kan worden. De vonken ontstaan door kleine ijzerdeeltjes die spontaan in de lucht oxideren waarbij veel warmte vrij komt zodat de deeltjes gaan gloeien.