Wettelijke verdeling is een begrip uit de erfrechtpraktijk van de Nederlandse notaris voor de situatie dat een persoon is overleden die geen testament heeft gemaakt en die een partner nalaat uit huwelijk of geregistreerd partnerschap en een of meer kinderen. De wet schrijft in deze situatie voor, dat de langstlevende echtgenoot de hele nalatenschap krijgt, inclusief schulden. De kinderen van overledene verkrijgen geen enkel deel van de erfenis, de wet kent hen een geldvordering toe op de langstlevende ter hoogte van de waarde van hun theoretisch erfdeel. Deze vordering is pas opeisbaar bij overlijden, faillissement of schuldsanering van de langstlevende, voor dat wat er dan nog over is van de nalatenschap.[1] Bij het opeisen van deze vordering mag niet worden toegegrepen op ander vermogen van de langstlevende. Is een kind bij overlijden van een ouder gestorven, gaat de vordering aan de kinderen van het overleden kind.[1] De regeling staat in artikel 13 e.v. van Boek 4 Burgerlijk Wetboek.
Bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap in gemeenschap van goederen, bestaat de nalatenschap van een van de partners uit de helft van het huwelijkse vermogen. De langstlevende wordt bij overlijden van de ander door de wettelijke regels voor erfopvolging daarom enig eigenaar van de huwelijkse goederengemeenschap. Onroerend goed, registergoederen en zaken als bankrekeningen moeten nog wel op naam van de langstlevende worden gezet. De langstlevende volgt ook op als partij bij overeenkomsten met bedrijven die diensten aanbieden als sociale media, e-mail of cloudopslag (digitale nalatenschap). Voor kinderen die een vordering op de langstlevende krijgen en die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, viel de vordering in de gemeenschap. Door de wijziging in het huwelijksvermogensrecht in 2018, is dat sindsdien in de regel niet meer het geval, de vordering valt volgens de wettelijke hoofdregel in het eigen vermogen van het kind.