Een zetpil, suppositorium of suppositoire is een vorm van rectaal, dus via de anus, toegediende medicatie. 'Zet' is een verouderd woord voor 'zitvlak' en verwant met 'zitten'.
Indien een patiënt problemen heeft met slikken, niet mee wil werken, misselijk of comateus is, kan de zetpil soms als alternatief voor orale toedieningsvormen (zoals tablet, dragee of drank) gebruikt worden.
Hoewel een zetpil er eenvoudig uitziet, is het een erg ingewikkelde farmaceutische toedieningsvorm. De basis kan uit een vette of een in water oplosbare stof bestaan en het farmacon kan daar in opgeloste vorm, als suspensie, emulsie of als een combinatie daarvan voorkomen.
Als een medicijn wordt doorgeslikt, wordt het werkzame bestanddeel van dit medicijn (het farmacon) door diffusie vanuit de darmen in het bloed opgenomen, waarna het door de poortader naar de lever wordt vervoerd. Na passage door de lever bereikt (een deel van) de dosis van het geneesmiddel de grote circulatie. Een deel van de dosis kan hierbij omgezet worden door de lever, en bereikt de grote circulatie dan niet. Dit staat bekend als het first-pass-effect. Indien het geneesmiddel door middel van een zetpil is toegediend, wordt de stof ook in de bloedbaan opgenomen. Maar de bloedafvoer van het rectum wordt gefaciliteerd door drie vaten. Twee van die vaten kennen een afvoer net als de rest van de darm. Het opgenomen geneesmiddel gaat naar de lever en bereikt na het ‘’first-pass-effect’’ de grote circulatie. Dit effect wordt dus niet vermeden bij een rectale toediening. Bij diarree is het nutteloos om een zetpil te gebruiken. Door de slechte darmfunctie wordt deze slecht opgenomen en bij kinderen vaak ook weer direct uitgepoept.
De opname van een farmacon na rectale toediening is vaak traag, onvolledig en onvoorspelbaar. Als vuistregel kan men stellen dat men niet meer dan zes zetpillen per dag aan iemand moet geven.