Zinskern

De zinskern is in de traditionele zinsontleding de benaming voor de grammaticale basis van de zin, die uit het onderwerp en het volledige gezegde bestaat. In een deel van de gevallen bestaat zij uit het onderwerp en alleen de persoonsvorm. Een persoonsvorm is immers altijd vereist, maar vaak is deze binnen de zin niet het hoofdwerkwoord. In die gevallen vormt het hele gezegde samen met het onderwerp de kern.[1] Alle met de persoonsvorm samenhangende werkwoordelijke vormen (de zogeheten werkwoordelijke rest van het gezegde) moeten tot de zinskern worden gerekend. Bij een naamwoordelijk gezegde hoort daar ook het naamwoordelijk deel van het gezegde bij.
Volgens meer moderne inzichten is dit echter ook vaak het geval met bepaalde andere niet-werkwoordelijke resten, die onmisbare aanvullingen zijn. Kenmerkend voor de zinskern is dat deze combinatie in principe al een zelfstandige zin kan vormen, in tegenstelling tot de voorwerpen en de bepalingen, de zogeheten satellieten.

  1. Functioneel-syntactisch is de zin volgens de ANS in het algemeen te karakteriseren als 'een verbinding van een onderwerp (subject) en ten minste een gezegde (predikaat)'.

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy