Zonnenevel

Vier protoplanetaire schijven in de Orionnevel.

De hypothese van de Zonnenevel of Kant-Laplace-hypothese is een wetenschappelijke hypothese voor de vorming van planetenstelsels zoals het Zonnestelsel. Als nevels en gaswolken langzaam roteren trekken ze onherroepelijk samen. De rotatie maakt ze platter onder invloed van de eigen gravitatiekracht, waardoor uiteindelijk een centrale ster en daaromheen cirkelende planeten ontstaan. Hoewel dit proces in grote lijnen wetenschappelijk onomstreden is, is er onduidelijkheid over de details.

De hypothese van de Zonnenevel werd voor het eerst geformuleerd door Emanuel Swedenborg in 1734.[1] Immanuel Kant kende Swedenborgs werk, en breidde de theorie in 1755 verder uit. Een vergelijkbaar model werd in 1796 voorgesteld door Pierre-Simon Laplace. Beide modellen luidden de moderne, wetenschappelijke kosmologie in.

De theorie is door onderzoek op het gebied van astronomie, natuurkunde, kosmologie en geologie steeds verder uitgewerkt. Hoewel de modellen slechts dienden om de vorming van het Zonnestelsel te verklaren, nemen kosmologen tegenwoordig aan dat de vorming in het heelal van planetaire stelsels overal op eendere wijze, volgens dezelfde natuurwetenschappelijke wetmatigheden verloopt. Inmiddels zijn meer dan 1850 zogenaamde exoplaneten ontdekt in de Melkweg, waarmee is aangetoond dat een planetenstelsel rond een ster geen uitzonderlijke situatie is.

  1. (la) Swedenborg, E.; 1734: Opera Philosophica et Mineralia, in Principia, Volume I

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy